helpende honden

Helpende honden

Honden doen allerlei taken voor mensen. Om deze taken te kunnen doen, hebben honden een speciale training gehad.

  • – Jachthonden helpen jagers. Met hun jachtinstinct en goede neus sporen ze de prooi op en brengen deze naar de jager.
  • – Schaapshonden helpen de herder om een groep schapen bij elkaar te houden.
  • – Sledehonden trekken sleeën over de sneeuw. Tegenwoordig nemen sneeuwscooters hun werk steeds meer over. Sledehonden doen nu vooral wedstrijden.
  • – Politiehonden helpen bij het speuren naar drugs, explosieven, etc.
  • – Reddingshonden kunnen met hun neus mensen opsporen die in het water of onder sneeuw of puin zijn beland.
  • – Blindengeleidehonden helpen hun blinde baasje in het verkeer. Ze waarschuwen als er een stoeprand komt en letten op of er niets is waartegen het baasje zich kan stoten.
  • – Hulphonden maken deuren open en rapen spullen op voor mensen in een rolstoel.

Een hond uitkiezen

Denk goed na voordat je een hond koopt. Heel wat mensen schaffen een jong hondje aan omdat hij er zo schattig uitziet. Ze bedenken niet dat hij groot wordt en veel zorg en aandacht vraagt. Na een tijdje willen ze de hond niet meer.
Zo belanden er elk jaar 25.000 honden in een dierenasiel. Alle honden in het asiel wachten op een nieuw baasje. Dus als je graag een hond wilt hebben, kun je in een dierenasiel terecht. Ook kun je een hond kopen bij iemand (een fokker) die ervoor zorgt dat een hond jonge hondjes krijgt.

Koop je een rashond, dan heeft hij een stamboom. Op dit papier staan allemaal gegevens. Bijvoorbeeld het ras, de geboortedatum, de kleur van de hond en wie zijn ouders en voorouders zijn. Rashonden zijn duurder dan honden zonder stamboom.

Bedenk ook dat honden niet overal welkom zijn. Het is bijvoorbeeld belangrijk om na te vragen of honden mee mogen naar het vakantieadres. Ga je met je hond naar het buitenland, dan moet je een bewijs meenemen dat hij is ingeënt.

Wennen

Een jonge pup kun je al uitzoeken als hij nog maar een paar weken oud is. Je ziet dan alle broertjes en zusjes uit hetzelfde nest. Als de pup zeven of acht weken oud is, kun je hem gaan ophalen. In het begin zal de pup zijn familie missen. Als zijn nieuwe baasje kun je van alles doen om hem zich thuis te laten voelen. Laat hem bijvoorbeeld zijn nieuwe huis verkennen en geef hem een vaste slaapplaats. Al snel zal de hond zich aan jou en het huis hechten.

Een puppy zal zich niet zo alleen voelen als hij een wekker en een warme kruik krijgt. Het tikken van de wekker lijkt namelijk op de hartslag van zijn moeder.

Poepen en plassen

Poepen en plassen

Een pup zindelijk maken betekent dat je hem leert waar hij mag plassen en poepen. Meestal kun je aan hem zien wanneer hij zijn behoefte moet doen. Hij draait rondjes en snuffelt op de grond. ’s Ochtends vroeg moet de pup altijd naar buiten. Til hem dan op en breng hem snel naar zijn uitlaatplek. Beloon hem als hij gepoept of geplast heeft.

Soms gebeurt er wel een ‘ongelukje’. Dan plast of poept de hond in huis. Het heeft geen zin de hond hiervoor te straffen. Wrijf hem er nooit met zijn neus in. Het is belangrijk dat je het plekje heel goed schoonmaakt. De hond heeft immers een erg goede neus. Als hij nog een restje ruikt, zal hij weer op diezelfde plaats poepen of plassen.

Gezondheid

De hond likt met zijn tong zijn vacht schoon. Met zijn tanden trekt hij vuil uit zijn haren. Hij kan met zijn kop bijna overal komen. Zo geeft hij zijn hele lijf een wasbeurt. Hij kan klitten en dode haren niet zelf uit zijn vacht halen. Daarom moet hij geborsteld worden. Ondertussen moet je goed opletten of de hond vlooien of teken heeft. De dierenarts heeft goede middeltjes tegen deze beestjes.

Als een hond niet vaak op stenen loopt, slijten zijn nagels niet genoeg af. Het is dan nodig ze te knippen. Ogen en oren moeten regelmatig met een vochtig watje schoongemaakt worden. Om te voorkomen dat een hond ziek wordt, moet hij worden ingeënt. De dierenarts spuit dan een stof in zijn lijf. Die stof zorgt ervoor dat de hond een bepaalde ziekte niet krijgt.
Hondsdolheid is zo’n ziekte.

Deze ziekte is besmettelijk. Hondsdolheid kan overgaan op andere honden, andere dieren en mensen. Ook kan een hond last hebben van wormen. Dat zijn kleine diertjes die binnen in de hond leven. Dat is niet gezond. Om te voorkomen dat een hond wormen krijgt of om ze te laten verdwijnen, heeft een hond medicijnen nodig.

Goede manieren

Goede manieren

Ieder baasje wil een hond die goed luistert en vriendelijk is voor andere dieren en mensen. Een hond doet dit niet vanzelf. Hij moet het leren. Hiervoor is het nodig dat je duidelijk bent. Wat de hond vandaag mag, mag hij morgen ook. Misschien vind je het bijvoorbeeld leuk als een kleine pup tegen je opspringt. Maar als je het jonge hondje dit springen niet verbiedt, zal hij dit later ook doen als hij groot is en vieze modderpoten heeft.

Kom, zit, lig, blijf

Het is belangrijk dat honden leren gehoorzamen. Dat lukt alleen als je laat merken dat jij de baas bent. Doe je dit niet, dan wordt de hond de baas over jou. De hond moet leren bevelen op te volgen, zoals ‘kom’, ‘zit’, ‘lig’ en ‘blijf’. Geef altijd dezelfde korte commando’s.

Iedereen in het gezin moet ze kennen en ze op dezelfde manier gebruiken, anders raakt de hond in de war. Elke keer als de hond een commando opvolgt, moet je hem belonen. Je kunt dit doen door hem iets lekkers te geven. Maar je kunt hem ook aaien of complimentjes geven, zoals ‘braaf’ en ‘goed zo’. Zo merkt hij dat je tevreden bent.

Veel hondenbezitters gaan met hun pup naar een hondenschool. Hier leert hij de commando’s en alledaagse dingen. Bijvoorbeeld hoe hij mee moet lopen aan de riem zonder te trekken. Ook spelen honden hier met andere honden. Zo kun je voorkomen dat een hond agressief of angstig wordt bij andere honden. Niet alleen de pup leert van zo’n cursus. Het baasje leert er hoe hij een pup moet opvoeden.

Hond verzorgen

Verzorging en uitlaten

Verzorging

Zodra de pup wordt verkocht zal hij of zij geen melk van de eigen moeder meer ontvangen. Hij krijgt nu alleen vlees en groenten te eten. Er is ook speciaal hondenvoer. Je kunt kiezen uit droogvoer (brokjes) en vochtig voer (blikvoer). Een pup eet drie of vier keer per dag een klein beetje. Als hij volwassen is, heeft hij genoeg aan twee keer per dag. Ook een hondenkoek of hondensnoep vindt hij erg lekker. Hij knaagt graag op een bot. Zo houdt hij zijn gebit schoon en gezond. Ook moet er altijd vers, schoon water klaarstaan. Het is bedoeling dat je meerdere keren per dag zijn of haar water verschoond.

Uitlaten

Alle honden hebben beweging nodig om gezond te blijven. Het ene ras wat meer dan het andere. De meeste honden genieten van een wandeling. Meestal gaat de hond aan de lijn. De riem kan alleen af op een plaats waar veel ruimte is. Daar kan hij vrij rondlopen, rennen en spelen. Niet iedereen vindt het leuk om een loslopende hond tegen te komen. Ook in het bos moet hij meestal aan de lijn. Want een loslopende hond kan bijvoorbeeld een broedende vogel storen of achter een hert aan gaan.

Je moet een hond drie of vier keer per dag uitlaten. Als hij buiten is, zal hij ook plassen en poepen. Een hondentoilet is daar een goede plaats voor. Poept de hond op de stoep of op het speelveldje, dan moet zijn baas het opruimen. Eigenlijk moet hij bij elke wandeling een schepje en zakje meenemen. Want niemand vindt het leuk om in de poep te trappen!

Jonge hondjes

Jonge hondjes

Als een vrouwtjeshond volwassen is, wordt ze twee keer per jaar loops. Dat duurt ongeveer drie weken. Ze kan dan in verwachting raken als ze met een mannetje paart. Na negen weken worden de puppy’s geboren. Ze krijgt er meestal vier,vijf of zes. Een vrouwtjeshond noem je een teefje. Een mannetjes hond een reu. Na de geboorte likt de moeder elk jong schoon en droog. De jonge puppy’s drinken melk bij hun moeder en liggen op een kluitje tegen haar buik aan. Zo houden ze elkaar warm. In de eerste week doen puppy’s niets anders dan drinken en slapen. Ze gaan wel voorzichtig hun omgeving ontdekken.

Opgroeien

De puppy’s zijn gewoon blind bij hun geboorte. Ook kunnen ze nog weinig horen, ze zijn doof als het ware. Door te ruiken en te voelen weten ze waar hun moeder is. De oogjes van die lieve puppy’s gaan na 2 weken open en dan beginnen ze met voorzichtig kijken en echt aftasten.

Na drie weken horen ze ook geluiden in hun omgeving. En als ze vier weken oud zijn, kunnen ze op hun pootjes staan. Soms vallen ze nog om.
Ze kruipen zelf uit het nest om te poepen en te plassen. Ze drinken niet alleen moedermelk, maar eten nu ook ander voedsel. Vanaf deze tijd is het belangrijk dat puppy’s andere mensen en andere honden ontmoeten. Zo kunnen ze leren hoe ze met hen moeten omgaan.

Na vijf weken zijn de puppy’s behoorlijk gegroeid. Ze spelen met hun broertjes, zusjes en moeder. Ze rennen en stoeien graag. Het is heerlijk om te zien hoe ze samen ravotten. Het is eigenlijk een beetje proberen wie er nu sterk en wie er nu zwakker is. En hoe hard ze kunnen bijten zonder de ander pijn te doen. Als pups zeven of acht weken oud zijn, kunnen ze naar een nieuw baasje.